Het goede nieuws van Jezus opgeschreven door Johannes
Johannes 1
Jezus is het gesproken Woord van God
1 In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit Woord was in het begin bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord gemaakta en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. 4 In dit Woord was Leven en het Leven was het Licht van de mensen. 5 En het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.
Genesis 1:1
“En God zei: ‘Laten Wij Adam (de mens) maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis, en laten zij heersen over de vissen in de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over al het land en over al de kruipende dieren die over het land kruipen.’“
Genesis 1:26
“Hij heeft een begrenzende cirkel getrokken over het wateroppervlak, totdat de dag en de nacht tot een einde zijn gekomen.”
Job 26:10
“Heb jij met Hem de hemelkoepel uitgespannen die stevig staat, als een gegoten spiegel?”
Job 37:18
“Waar was jij toen Ik de fundamenten legde van al het land? Maak het bekend, als je inzicht hebt. Wie bepaalde haar afmetingen, jij weet het toch? Of wie spande een meetlint over al het land uit? Waarop zijn de fundamenten daarvan vastgezet? Of wie heeft haar hoeksteen gelegd,“
Job 38:4-6
“Al het land is van JAHWEH en de volheid daarvan, het aardoppervlak en wie erop wonen. Want Hij heeft al het land vastgezet op de zeeën en haar verankerd op de stromen.”
Psalmen 24:1-2
“Door het Woord van JAHWEH zijn de hemelen gemaakt en heel hun legermacht door de adem van Zijn mond.”
Psalmen 33:6
“Van oude dagen af heeft U het fundament gelegd van al het land en de hemelen zijn het werk van Uw handen.”
Psalmen 102:26
“Aan Hem die met verstand de hemelen gemaakt heeft, want Zijn goedheid is voor eeuwig. Aan Hem die al het land op het water uitgespannen heeft, want Zijn goedheid is voor eeuwig. Aan Hem die de grote lichten maakte, want Zijn goedheid is voor eeuwig, de zon om te heersen over de dag, want Zijn goedheid is voor eeuwig, de maan en sterren om te heersen over de nacht, want Zijn goedheid is voor eeuwig.”
Psalmen 136:5-9
“Toen Hij de hemelen voorbereidde, was Ik daar, toen Hij een cirkel in het oppervlak grafeerde van de afgrond. Toen Hij de hemelkoepel daarboven stevig maakte, toen Hij de bronnen van de afgrond versterkte, toen Hij voor de zee zijn plaats bepaalde, zodat de wateren niet verder zouden gaan dan Zijn gebod, toen Hij de fundamenten van al het land bepaalde,”
Spreuken 8:27-29
“Weten jullie het niet? Horen jullie het niet? Is het jullie niet vanaf het begin verteld? Hebben jullie het niet begrepen vanaf de fundamenten van al het land? Hij is het Die zit op Zijn troon boven de cirkel van al het land, waarvan de bewoners als sprinkhanen zijn, Hij is het Die de hemelen uitspant als een gordijn en uitspreidt als een tent om in te wonen.”
Jesaja 40:21-22
“Ik heb al het land gemaakt en heb de mens daarop geschapen. Ik, Mijn handen, hebben de hemelen uitgespannen en aan heel hun legermacht geef Ik Mijn bevelen.“
Jesaja 45:12
6 Er was een man, door God gezonden, zijn naam was Johannes. 7 Deze kwam als getuige, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem zouden geloven. 8 Hij was dat Licht niet, maar werd gezonden om te getuigen van dat Licht. 9 Dat was het ware Licht, dat ieder mens verlicht die in de wereld komt. 10 Hij was in de wereld en de wereld is door Hem gemaakt en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Maar zovelen die Hem wel aangenomen hebben, aan hen gaf Hij macht om de zonen van God te worden, aan hen die in Zijn Naam geloven. 13 Die niet door hun afstamming, niet uit een lichamelijk verlangen, ook niet op menselijke wijze, maar die uit God geboren zijn.
14 Het Woord werd een Mens en woonde onder ons (en wij hebben Zijn glorie gezien, de glorie als van dé eniggeboren [beloofde] Zoon van de Vader), vol van genade en waarheid. 15 Johannes getuigde van Hem en riep: “Deze was het van Wie ik gezegd heb dat Hij die na mij komt er vóór mij was, want Hij was er eerder dan ik. 16 En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade. 17 Want de wet is door Mozes gegeven, maar genade en waarheid zijn door Jezus de Messias gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien, maar dé eniggeboren [beloofde] Zoon, die in de boezem van de Vader is, Die heeft Hem aan ons verklaard.
Johannes de Doper
19 En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden priesters en Levieten uit Jeruzalem stuurden om hem te vragen: “Wie ben jij?” 20 En Johannes° beleed en ontkende het niet; maar beleed: “Ik ben de Messias niet.” 21 En zij vroegen hem: “Wie dan? Ben jij Elia?” En hij zei: “Ik ben hem niet.” “Ben jij de Profeet?” En hij antwoordde: “Nee.” 22 Toen zeiden zij tot hem: “Wie ben jij? Opdat wij een antwoord kunnen geven aan hen, die ons gestuurd hebben. Wat zeg jij van jezelf?” 23 Johannes° zei: “Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: ‘Maak recht de weg van de Heer!’, zoals de profeet Jesaja gezegd heeft.”
Jesaja 40:3
24 En zij die gestuurd werden, waren van de Farizeeën. 25 En zij vroegen Johannes° en zeiden tot hem: “Waarom doop jij dan, als je de Messias niet bent en niet Elia en ook niet de Profeet?” 26 Johannes antwoordde hun en zei: “Ik doop met water, maar er staat Eén onder jullie, die je niet kent. 27 Hij is het die na mij komt, maar die er vóór mij was, bij Wie ik het niet waard ben de riemen van Zijn sandalen los te maken.” 28 Deze dingen werden gedaan in Bethabara, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte.
29 De volgende dag zag Johannes Jezus tot zich komen en zei: “Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!” 30 Deze is het, van Wie ik gezegd heb: “Na mij komt een Man, Die vóór mij was, want Hij was er eerder dan ik.” 31 En ik kende Jezus° niet, maar opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden, daarom ben ik gekomen om te dopen met water. 32 En Johannes getuigde en zei: “Ik heb de Geest zien neerdalen uit de hemel als een duif en bleef op Hem. 33 En ik kende Jezus° niet, maar Die mij gezonden heeft om te dopen met water, Die had mij gezegd: ‘Op Wie jij de Geest zult zien neerdalen en op Hem blijven, Deze is het die met de heilige Geest doopt.’ 34 En ik heb gezien en heb getuigd dat Deze de Zoon van God is.”
De eerste volgers van Jezus
35 De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn leerlingen. 36 En toen hij Jezus zag lopen, zei hij: “Zie, het Lam van God!” 37 En de twee leerlingen hoorden Johannes° dat zeggen en zij volgden Jezus. 38 Toen keerde Jezus zich om en zag dat zij Hem volgden en zei tot hen: 39 “Wat zoeken jullie?” En zij zeiden tot Jezus°: “Rabbi (wat vertaald ‘Meester’ betekent), waar verblijft U?” 40 Jezus° zei tot hen: “Kom en zie!” Zij kwamen en zagen waar Hij verbleef en bleven die dag bij Hem, want het was ongeveer het tiende uur [dit is vier uur ’s middags]. 41 Een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Jezus° gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus. 42 Andreas° vond als eerste zijn eigen broer Simon en zei tot hem: “Wij hebben Hem gevonden, de Messias” (wat vaak vertaald wordt als ‘de Christus’ maar het betekent ‘de Gezalfde’). 43 En hij bracht Simon° bij Jezus. En toen Jezus hem aankeek zei Hij: “Jij bent Simon, de zoon van Jona, jij zult Kefas (wat ‘een steen/rots’ betekent maar wat vertaald wordt als ‘Petrus’) genoemd worden.”
Filippus en Nathanaël
44 De volgende dag wilde Jezus vertrekken naar Galilea en Hij vond Filippus en zei tot hem: “Volg Mij.” 45 Filippus nu was van Bethsaïda, uit de stad van Andreas en Petrus. 46 Filippus vond Nathanaël en zei tot hem: “Wij hebben Hem gevonden, van Wie Mozes in de wet geschreven heeft en ook de profeten, namelijk Jezus uit Nazareth, de zoon van Jozef.” 47 En Nathanaël zei tot hem: “Kan er iets goeds komen uit Nazareth?” Filippus zei tot hem: “Kom en zie.” 48 Jezus zag Nathanaël tot Zich komen en zei over hem: “Zie, werkelijk een Israëliet in wie geen bedrog is.” 49 Nathanaël zei tot Hem: “Waar ken Jij mij van?” Jezus antwoordde en zei tot hem: “Voordat Filippus jou riep, toen je onder de vijgenboom was, zag Ik je.” 50 Nathanaël antwoordde en zei tot Jezus°: “Rabbi, Ú bent de Zoon van God, Ú bent de Koning van Israël.” 51 Jezus antwoordde en zei tot hem: “Omdat Ik tot je gezegd heb: ‘Ik zag je onder de vijgenboom’, geloof je. Jij zult grotere dingen zien dan deze.” 52 En Jezus° zei tot Nathanaël°: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie, van nu af zullen jullie de hemel geopend zien en de engelen van God zien opklimmena en neerdalen op de Mensenzoon.”
Genesis 28:12-17