Het goede nieuws van Jezus opgeschreven door Lukas


1 Toen kwamen alle belastinginners en zondaars tot Jezus° om Hem te horen. 2 En de Farizeeën en de Schriftgeleerden mopperden en zeiden: “Deze Man ontvangt zondaars en eet met hen.”

Het verloren schaap
(Mattheüs 18:12-14)

3 En Jezus° sprak tot hen deze gelijkenis en zei: 4 “Welk mens onder jullie, die honderd schapen heeft en die één verliest, verlaat niet de negenennegentig in de woestijn en gaat op zoek naar het verloren schaap, totdat hij het vindt? 5 En wanneer hij het gevonden heeft, legt hij het op zijn schouders en is verblijdt. 6 En wanneer hij thuiskomt, roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tot hen: ‘Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.’ 7 Ik zeg jullie, dat er zó blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die berouw heeft, méér dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen berouw nodig hebben.”

De verloren munt

8 “Of welke vrouw die tien zilveren munten heeft en één verliest, steekt niet een kaars aan en veegt het huis en zoekt nauwkeurig totdat ze die vindt? 9 En als zij die gevonden heeft, roept zij haar vriendinnen en haar buren bijeen en zegt: ‘Wees blij met mij, want ik heb de zilveren munt gevonden die ik verloren had.’ 10 Zó, zeg Ik tot jullie, is er blijdschap onder de engelen van God over één zondaar die berouw heeft.”

De verloren zoon

11 En Jezus° zei: “Een zekere man had twee zonen. 12 En de jongste van hen zei tot zijn vader: ‘Vader, geef mij het deel van uw bezittingen, dat mij toekomt.’ En hij verdeelde onder hen zijn bezit. 13 En niet veel dagen later verzamelde de jongste zoon alles en ondernam zijn reis naar een ver land en daar verspilde hij zijn bezit met een losbandig leven. 14 En toen hij alles uitgegeven had, ontstond er een enorme hongersnood in dat land en hij begon gebrek te lijden. 15 En hij ging heen en sloot zich aan bij een burger van dat land en die stuurde hem naar zijn velden om de varkens te voeren. 16 En hij zou graag zijn buik willen vullen met de schillen die de varkens aten, maar niemand gaf hem die. 17 En toen hij tot zichzelf kwam, zei hij: ‘Hoeveel werknemers van mijn vader hebben genoeg brood en ik verga van de honger!’ 18 Ik zal opstaan ​​en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. 19 En ik ben het niet meer waard om uw zoon genoemd te worden, maak mij als één van uw werknemers.’ 20 En hij stond op en ging naar zijn vader. Maar toen hij nog heel ver weg was, zag zijn vader hem en kreeg medelijden en rende naar hem toe, viel hem om zijn hals en kuste hem. 21 En de zoon zei tegen hem: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u en ik ben het niet meer waard om uw zoon genoemd te worden.’ 22 Maar de vader zei tegen zijn dienstknechten: ‘Breng het beste kleed en trek het hem aan en doe hem een ​​ring aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten. 23 En breng het gemeste kalf hier en slacht het en laten wij eten en vrolijk zijn. 24 Want deze zoon van mij was dood en leeft weer, hij was verloren en is gevonden.’ En zij werden vrolijk.

25 Nu was zijn oudste zoon op het veld en toen hij dichterbij het huis kwam, hoorde hij muziek en gedans. 26 En hij riep één van de knechten en vroeg wat dit te betekenen had. 27 En hij zei tot hem: ‘Je broer is gekomen en je vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.’ 28 Maar hij was boos en wilde niet naar binnen gaan. Daarom kwam zijn vader naar buiten en smeekte hem. 29 Maar hij antwoordde en zei tot zijn vader: ‘Zie, ik dien u al zoveel jaren en heb nooit uw gebod overtreden en toch hebt u mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden vrolijk zou zijn. 30 Maar zodra die zoon van u gekomen is, die uw bezit met hoeren heeft opgemaakt, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.’ 31 En de vader° zei tot hem: ‘Zoon, jij bent altijd bij mij en alles wat van mij is, is van jou. 32 Wij behoren dan vrolijk en blij te zijn, want deze broer van jou was dood en leeft weer en was verloren en is gevonden.’”


Recent toegevoegd